Poëzie is democratisch: ieder mag het doen op zijn of haar manier.

Poëzie is ook een ambacht. Je moet er voor leren. Je moet je erin oefenen. Je hebt er kennis en vaardigheid voor nodig. Een gedicht ontstaat niet vanzelf. Vaak is het onderwerp weerbarstig. Je moet naar woorden zoeken. Niet zo maar woorden. Dé woorden. De enige die op die plaats kunnen staan. Dat kost tijd. Soms valt je pas na weken het passende woord in. Het betekent ook woorden schrappen. Elk woord te veel is te veel.
Een gedicht moet rijmen. Dat betekent niet dat er eindrijm of stafrijm gebruikt moet worden. Ook beelden kunnen rijmen. Ik voor mij gebruik de mogelijkheden van eind- en stafrijm echter uitdrukkelijk wel. Waarom zou je de middelen die voorhanden zijn, niet hanteren?
Jaap Bakkers Rijmwoordenboek is sinds zijn verschijnen voor mij een dankbaar hulpmiddel. Een andere pijler is “Het juiste Woord” van dr. L. Brouwers, een niet genoeg te prijzen bron. Daarnaast zijn er natuurlijk de woordenboeken, zoals Van Dales Groot Woordenboek der Nederlandse Taal en het WNT. Andere hulpmiddelen zijn o.a. het Groot Synoniemenwoordenboek en het Etymologisch Woordenboek (allebei ook van Van Dale), het Bargoens Woordenboek Van Endt en Frerichs, het Woordenboek voor Jargon en Slang (van De Coster), K. ter Laans Nederlandse spreekwoorden, spreuken en zegswijzen en de Algemene Nederlandse Spraakkunst.
Woorden mogen geen abstrakties zijn. Dus komt het Grieks-Latijnse jargon meestal niet in aanmerking. Maar ook woorden als menselijkheid, schoonheid enz. moeten zo veel mogelijk worden vermeden omdat ze te algemeen zijn. Nieuwvormingen hoeven meestal ook niet: de Nederlandse taalschat blijkt steeds weer verrassend rijk en toereikend.


SPELLING
Aan een in principe zo onbelangrijk onderwerp als spelling wordt in Nederland veel te veel aandacht besteed. Mijn voorkeur gaat uit naar een systeem dat zo simpel en eenduidig mogelijk is, zo veel mogelijk aansluit bij de beschaafde uitspraak (en hypercorrecties voorkomt) en efficiënt is bij het schrijven.. Daarnaast moet het zo weinig mogelijk afwijken van wat de lezers vertrouwd is. Aan deze voorwaarden kan in de praktijk nooit tegelijk voldaan worden. Het Nederlands heeft gelukkig een systeem dat voor pakweg tachtig procent voldoet. De rest is een compromis, waar je het mee eens of oneens kan zijn. De manier waarop de huidige officiële spelling aan dit compromis inhoud geeft, is naar mijn mening ongelukkig. Kijk bijvoorbeeld naar de hypercorrecties in de uitspraak die optreden bij de doffe tussen- e: heel veel mensen denken tegenwoordig dat je pannenkoek en kerkenraad moet zeggen. Ook de vervoeging van uit het Engels overgenomen werkwoorden is uitgesproken onbeholpen. Ik volg de Taalunie dus daarin niet en ga evenmin mee in het weer op zijn Frans spellen van woorden als kado. Ook het deelteken hou ik graag als puntjes in ere.
Desgewenst zal ik echter, als een klant daarop aandringt, een gedicht of lied zonder morren in de officiële spelling aanleveren.
Ondertussen blijf ik wel met het grootste probleem van de spelling zitten, namelijk het niet schrijven van de doffe e in woorden als melk en hulp. Hoe voorkom ik dat iemand een regel als “Het hulppostkantoor werd door een / weg slechts gescheiden van ’t kanaal.”(Buurman Bruin, 5.2 , r.1 en 2) verkeerd leest? Ik heb daar geen oplossing voor.
^boven

  Website gebouwd door intronet