2016-06-16

DODONA

VII

Een plaats van vóór. Weleer.
Het dal. De boom. De wind.
En ik die in het teer
geruis de woorden vind.

Mijn poten in de klei.
Slechts die verbondenheid
geeft mij de mogelijkheid
tot mijn waarzeggerij.

Als antwoord op een vraag,
hoe alledaags, hoe plat
die ook mag zijn, hoe laag,
vind ik een sleutelgat.

Een onbestemd geluid
vertalend in adres,
geritsel wordt besluit,
klank claus, lawaai een les.

Mijn dienst. Een bezigheid
die niet de waarde heeft,
die men er vaak aan geeft.
Mij past slechts nederigheid.

Want wat ik doe? Ik hoor.
Ik hoor het blad. Het beeft.
En weet waardoor ik leef:
de adem van het woord.

>inhoud



  Website gebouwd door intronet