2002-12-20

DE REIS VAN ONS LEVEN

11. Olympia

Bij Andirrio is men druk bezig met het bouwen van de brug naar de Pelopponesus, dus wij moeten nog met het veer naar de overkant. Daar worden we opgenomen in het drukke verkeer naar Pátras. Na die stad wordt het spoedig rustiger. De vruchtbare, maar verder niet bijzonder interessante vlakte van Elis strekt zich voor ons uit. De weg is er zo een waarvan je er heel veel in Griekenland hebt: tweebaans met twee brede vluchtstroken waar je geacht wordt gebruik van te maken, zodat ieder eigenlijk voortdurend midden over de zijstreep rijdt. Het vergemakkelijkt het inhalen aanzienlijk. Bij elk kruispunt en zijweg wordt je geboden je snelheid tot 60 kilometer te beperken. Wij passen ons aan aan het heersende gebruik en rijden in gelijkmatig tempo richting Pyrgos en Olympia. Omdat we de juiste afweg missen, blijft het door de kruisvaarders gebouwde kasteel Chlemoútsi een verre schim. Ach, er moet wat overblijven voor een volgende reis naar Griekenland.

Olympia is wat de reisgidsen beloven: het Arkadische landschap (ook al ligt het niet in Arkadië), de marmeren resten onder schaduwrijk lommer en de massa’s toeristen. Maar de laatste storen niet. Het terrein is groot genoeg en de sfeer die tot bezinning lokt, is overweldigend. Ik vertel Pauline over mijn klassieke vraag voor de eerste klas: “Wat zijn de verschillen tussen de klassieke en de moderne Olympische spelen? (Noem er minstens vijf).” We bedenken samen de antwoorden en vinden er makkelijk tien. Het belangrijkste onderscheid is natuurlijk het godsdienstig karakter van de oude spelen. Met als praktisch gevolg dat er tijdens de spelen geen oorlog mocht worden gevoerd. Overigens net zo succesvol voor blijvende vrede als onze kerstbestanden.

In Olympia had ik graag het stadion gelopen. Honderdtweeënnegentig meter is nog wel te doen. Maar omdat ik sinds Alberobello last heb van mijn rechterknie, wordt het mij door Pauline uitdrukkelijk verboden. In stilte prijs ik haar wijsheid.
Later sturen we een kaart van het stadion met een “hollympisch” versje naar oud-collega Henk Molster, die elke week braaf zich uitslooft in het Amsterdamse bos:

Ja, je bloed zou haast gaan stollen
als je werkelijk ten volle
beseft dat Griekse krullenbollen
HIER ooit begonnen zijn met hollen!
Enz., enz.

In het museum komen we Hadrianus en Antinoüs weer tegen. Met natuurlijk de Hermes van Praxiteles. Die blijft mooi. Maar het valt je in dat in de hele klassieke kunst de afbeelding van de mismaakte, de gebrekkige mens ontbreekt. Zoals in de hele klassieke beschaving de aandacht daarvoor. Ook al waren er dan wel plaatsen waar zieken verpleegd werden zoals in de Asklepiostempels. Maar het lijden is marginaal in beeld. Je mag het van de klassieke filosofen ook niet toelaten. Nou, dat tekort heeft het Christelijke Europa toch aardig gecompenseerd!


  Website gebouwd door intronet