2002-12-20

DE REIS VAN ONS LEVEN

32. Sofia

De volgende ochtend rijden we met de ochtendspits centrumwaarts om de Joegoslavische ambassade te vinden, waar we ons visum moeten halen. Ook nu heeft de kampleiding het goed uitgelegd, althans bijna. Jammer dat de wegwerkers die wij tenslotte om raad vragen, niet weten dat het adres één straat verderop te vinden is. Zo begint onze zoektocht door de stad, waarvan wij het centrum deze ochtend zodoende aardig leren kennen. Het is er niet echt druk. Het maakt een wat Haagse indruk, dat wil zeggen dat Den Haag van vóór die toeters tussen CS en Binnenhof. Niet onplezierig dus. Maar één probleem: waar ligt die ambassade? Om ons onbekende redenen kent niemand de opgegeven straat. Een gekochte plattegrond brengt echter uitkomst. Op ons gemakje wandelen we erheen en de formaliteiten worden voortvarend door een medewerker afgehandeld, zodat we alle tijd hebben om een terrasje te zoeken. Een Bulgaars-Engels en Engels-Bulgaars woordenboek is inmiddels ook aangeschaft. We gaan ons hier aardig thuis voelen.
Het is nog te vroeg om iets te gaan eten, maar onderweg naar de grens zal er vast wel iets te vinden zijn. Helaas blijkt dat een vergissing. Het begrip ’wegrestaurant’ blijkt hier niet te bestaan en ook in het dorpje waar we op zoek gaan, is buiten-de-deur-eten kennelijk nog niet populair. Omdat we wat kunnen improviseren, komen we niet geheel uitgehongerd bij de grens.
We hebben gelukkig ons bijzondere Bulgaarse reisdocument niet verloren, zodat de Bulgaren ons zonder problemen laten gaan. Maar die zijn er wel aan de andere kant: onze groene kaart geeft geen dekking in Joegoslavië. Dat hadden we nou in Nederland moeten zien! Dat had ons vast een slok op een borrel gescheeld, want de Joegoslavische rekening is niet mals. Zéér verzekerd rijden wij de rompstaat die van Tito’s rijk is overgebleven, binnen.


  Website gebouwd door intronet