2011-02-15

RAPSODIE 4

EZAU

Natuurlijk was hij er het eerst:
hij, harig, rossig, tarzankind,
een jagersman die ’t veld beheerst,
geen moederskindje, pappotvrind.

Maalt niet om recht. Geef hem maar soep,
want vroeg of laat, ’t eind is: je sterft.
Toch, hoe verbitterd ook zìjn roep
als de oplichter de zegen erft.

Hij zweert dat hij hem wurgen zal,
maar het duurt minstens twintig jaar
vóór zijn kans komt in ’t Jabbokdal,
waar hij zijn broeder-leugenaar
omhelst.
                  Waarom hij op die plek
vergeten (of vergeven?!) kon
(hij draagt het zaad van Amalek!!)?
Nog onverschilligheid? Of toch die zon?

(Of is die vraag doodsimpel mìjn tekort,
mijn ongeloof dat het toch nog wat wordt?)
 

(16/20 augustus/5 september 2010)
 

 

>inhoud



  Website gebouwd door intronet