1990-09-01

PIM

HOOFDSTUK 9


9.1

Er zit een man op hem te wachten
Wanneer hij terug komt op ’t bureau.
Van Dijk heeft prompt maar één gedachte:
Gut, wat is dat voor een Pierrot?
Want duidelijk die man is stuitend
In ieder opzicht onbeduidend:
Het dieptepunt van dramatiek:
Een armoe zonder romantiek.
Zo’n man zit, als een rots zo zeker,
Altijd aan de verkeerde kant
Maar wordt daardoor nooit interessant,
Nee, eerder nòg weer, grauwer, bleker.
Slechts één geluk bij dit verdriet:
Je merkt hem dan ook meestal niet.


9.2

Toch voelt Van Dijk een lichte huiver
Wanneer hij bij zichzelf bedenkt
- Zijn intuïtie is loepzuiver –
Dat hij die vreemde al verdenkt
Vóór nog maar één woord is gesproken.
Of ziet hij nu toch werkelijk spoken?
Moet je ‘m zien staan met in zijn hand
Heel oenig een of andere krant
Die hij – wie weet – niet eens kan lezen….
Maar toch: al brabbelend wijst hij op
Een foto bij een vette kop.
Die reportage mag er wezen!
Van Dijk recht ook meteen zijn rug
Want hij ziet weer Anita terug!


9.3

Het “special team” van “Onze Bladen”
Had duidelijk zijn best gedaan
Om kleurrijk heel de escapade
Van de ontvoering te verslaan.
Twee pagina’s om van te smullen
Had de redactie kunnen vullen
Met bont en schril het mengelmoes
Van foto’s, kaartjes, interviews.
Alsof een ramp zich had voltrokken!
Ook ging men in een commentaar
Diep in op het verkeersgevaar:
“De burger zit weer met de brokken,
Omdat – als steeds – die rode Raad
De autorijder stikken laat!”


9.4

Anita’s foto (hoe lieftallig!)
Staat op de eerste pagina.
“My sister”, zegt de man schroomvallig.
Je zuster?! Dat is kletsica!
Is eerst vanzelf Van Dijks reactie,
Want die sjlemiel lijkt voor geen fractie
Op die Bacardi-passiebloem.
Maar toch, wie weet? Al voor ’t fatsoen
Dient hij dit feit te controleren:
“Meneer, kom op met uw verhaal!”
Helaas, die vent kent óók geen taal
Dan die hij van zijn moer kon leren.
Dus boos beveelt hij dat er prompt
Een tolk-vertaler bij hem komt.


9.5

Die broer heeft heel wat te vertellen!
De argwaan van Van Dijk ebt weg.
Het is je zo goed voor te stellen:
Die armoe altijd en die pech!
Het tropisch paradijs: voor rijken;
De ander mag alleen maar kijken,
Pikt hooguit soms een graantje mee
Als hulpje van een hotelier,
Als kruier, leurder, gids voor even.
Het is en blijft nog steeds beroerd
Daarginds onder de koperen ploert!
Wie kan ontsnappen uit dat leven?
Alleen Anita rooide ’t wel
Als dienster in een badhotel.


9.6

En toen kwam Baars. Niet mooi, wel aardig
En –nog van meer gewicht! – zo gul.
Als schoonzoon wel zeer kredietwaardig
Al vond het manvolk hem een sul.
Maar kom, je mag toch heel wat hopen
Van hete hartstocht in de tropen
En Baars was kennelijk smoorverliefd.
Dus ’t was: Anita! Alsjeblieft!
En zij? Ach zij, ook zij kon dromen:
De wereld in! Rijkdom! Geluk!
Zij brak zich ’t hoofd er niet mee stuk
Om wat daar straks van terecht zou komen.
Wat liefde en geluk verbindt:
Ze zijn toch beide stekeblind!


9.7

Getrouwd en weg! “Zul je nog schrijven?”
Maar ’t levensteken dat er kwam
- En bij dat ene zou het blijven! - :
Een ansichtkaart uit Amsterdam
Met daarop trots de Westertoren.
En verder liet zij niets meer horen.
Men maakte zich eerst welbewust
Niet al te hevig ongerust.
Men wist van de eigen posterijen
‘t - Ronduit gezegd – beperkt succes
Van brieven sturen per expres.
Men liet het even dus betijen.
Pas na een maand of zeven, acht
Werd ’t niets maar horen pas verdacht.


9.8

Wat doe je in zo’n situatie?
Wat kost een reis naar Holland niet!
Wat een geluk als een relatie
Jou in je nood ter hulpe schiet
Door jou als bode in te huren
En naar Europa toe te sturen.
(Van Dijk vertrekt hierbij geen spier
Maar denkt intussen: drugskoerier???!).
In Amsterdam dan aangekomen
Vind je zo gauw je doel nog niet.
Paniek bevangt je als je ziet
Dat hier toch door de bank genomen
In ’t telefoonboek (pak maar aan!)
Zo’n 130 Baarzen staan!


9.9

Hij kocht een plattegrond, ging zoeken,
Adres aflopend na adres
En alle heiligen vervloeken
Bij ’t vierenveertigst wansucces.
En wat hij nu het minst verwacht had
Was wel haar foto in dat dagblad!
Hij zag haar, maar liep eerst nog door,
Twee stappen verder drong het door,
Al kon hij ’t nog steeds niet geloven.
Maar één blik maakte zonneklaar:
Dat wat hij zag, dat was echt waar!
Dus is hij naar ’t bureau gestoven.
Hij zwijgt abrupt, maar vragend blikt
Hij naar Van Dijk. En die? Die knikt.

>inhoud



  Website gebouwd door intronet