| 2012-05-02 NOVA ZEMBLA 25. Terugkerend van een houtcorveeeind februari merken zij
 weer open water in de zee
 en zien zich al, hun schip weer vrij,
 op weg naar huis, een verre droom.
 Half maart: de zee ligt open. Zou’t schip nu…..In sloepen is ’t gewoon
 nu nog te koud. Gewoon? Wat houdt
 dat op dit eiland in? ’t Is hier
 nog “uytermaten bitter cout”
 Het zeeijs kraakt op zo ’n manier
 dat het je zelfs in huis benauwt.
 En in april belegert hethet schip met hoge bergen.
 ’t Lijkt wel een stad als ’t ware met
 zijn torens, vestingwerken.
 Dat ’t schip nog heel blijft, mag
 een wonder heten, want in mei
 ligt het nog vaster dan het lag
 in maart.
 Dus, waarop wachten wij?
 We wachten op een schipper diezijn schip moet achterlaten
 en zich door de vox populi
 niet zo maar laat bepraten.
 Maar die heel wel zijn grenzen weet:
 maak onze sloepen maar gereed.
 En dan begint de taaie strijdmet ’t materiaal, de beren, ’t weer,
 de bergen sneeuw en ook – altijd –
 de moeheid in hun eigen lijven,
 de scheurbuik die hun kracht verteert.
 Een gammel, kleumend heldendom:
 steeds overwint hun onwil om
 een burger van dit land te blijven.
 > inhoud
 
 
 
 |