2004-07-05

BUURMAN BRUIN

HOOFDSTUK 2 BELLADONNA

2.1
Door moeder deelden we allen dankbaar
in ’t heil der homeopathie.
Griep? Koorts of keelpijn? Onvervangbaar
bleek Belladonna — juist: D3.
Bij lichter kwaal of klacht verlieten
wij ons steevast op Aconitum.
En naderhand werden wij fan
van ’t wondermiddel Nisylen.
Ja, Hahnemanns beroemde frase
“Similia similibus
sanatur” was voor ons ook dus
’t Latijn dat wij het eerste lazen:
hetzelfde gif - heel minimaal –
geneest natuurlijk (!) elke kwaal.


2.2
’t Geloof in Hahnemann beleden
was feitelijk maar onderdeel
van haar rotsvaste zekerheden,
een hecht gebouw waarvan ’t geheel
gedragen werd door ’t blij verkonde
dat Jezus stierf voor onze zonden.
Al was de mens van huis uit slecht,
de schepping kwam uiteindelijk terecht.
Verzoening! Liefde voor je naaste!
Al doet die zich als vijand voor!
Want wandel je in Jezus’ spoor,
dan vind je – wíst ze – stom, verbaasd een
pad dat je smal en kronkelig leidt
naar onverdiende zaligheid.


2.3
Zo dacht ze en zo was ze bezig.
Bij elke daad, in elk verband
was haar geloof steeds heel aanwezig:
haar binnen- was haar buitenkant.
Zo ben ik dus ook groot geworden
met huiver voor de Roomse horden:
“Met wat daar in de wieg krioelt,
wordt Nederland straks overspoeld!
Kijk maar naar Ierland en naar Spanje!
Daar wordt wie opkomt voor Gods woord
vervolgd, gekerkerd, zelfs vermoord.
Zo gaat dat straks: als kraamvrouw kan je
geofferd worden voor je kind
omdat pastoor dat juister vindt!”


2.4
Geen Katholieke buur, hoe aardig
en sympathiek dan ook, ontsprong
aan dit betoog dat steeds lichtvaardig
haar hart ontvlood —- en dus haar tong.
Toch – kom ik nu tot de conclusie –
leidde dat nooit tot echte ruzie.
O ja, bij zo’n soort woordenstrijd
was er wel wat verbetenheid,
maar dat kon nooit toch echt beletten
dat er een goed contact ontstond,
want ieder bleek steeds in de grond
mijn moeder goed te kunnen zetten:
zij had misschien wel iets fanaats,
maar ’t hart zat op de goede plaats.


2.5
Hoe het daar kwam, blijft een vermoeden:
Wat weet – per slot – ik van haar jeugd?
Haar vader en haar moeder voedden
haar op in christeneer en -deugd.
Dat lijdt geen twijfel: hoeveel malen
heb ik als kind niet de verhalen
hoe het daar toeging aangehoord.
Maar hoe geleid ook door Gods woord,
opvoeders hebben geen garantie
dat wat ze hopen van een kind
daadwerkelijk ook doorgang vindt
en als ik het in dat verband zie
was ze dus ook gedecideerd
genetisch gepredestineerd.


2.6
Dat was bepaald niet vanzelfsprekend.
Integendeel! Men was juist bang
voor dat wat afkomst uitgerekend
in petto had, wat er eerlang
uit kwade stam zich zou formeren.
En wetenschap kon niet kalmeren.
Daar zat ‘m nu juist ook de kneep:
wat men van wetenschap begreep
was dat door erfelijke factoren
de mens uitsluitend werd bepaald.
Ook daarom moest wel troost gehaald
vanuit de Schrift om niet te smoren
in angst: men wist maar al te goed
welk kwaad er schuilde in het bloed.

>inhoud



  Website gebouwd door intronet