|
1990-09-01
PIM
HOOFDSTUK 5
5.1
Moet je begraven of cremeren? Neem die vraag liefst wel au serieux! Wie mondiaal denkt, zal poneren: Wat is er beter voor ’t milieu: De bodem of de lucht vervuilen? Want laten we ons niet vroom verschuilen: In die betreurde dodenrij Daar zit veel giftig afval bij! Kijk nuchter naar de schadeposten: Van ’t standpunt der ecologie Geeft door de extra-energie ’t cremeren toch wel hoger kosten. Voor ’t lenigen van het verdriet Klopt het ook psychotechnisch niet.
5.2
Huugs overschot wordt dus begraven. Zijn zuster voelt zich al halfziek Wanneer zij denkt aan die puntgave, Maar kil steriele rouwfabriek. ’t Liefst wil zij groen, wil gras en bomen die treurend boven zerken dromen, Een plaats waar je naar toe kunt gaan Om mijmerend bij stil te staan, Waar je een lijk kunt toevertrouwen Aan wat de schoot der aarde heet. Zo voelt zij dat, zó, heel concreet: Wellicht past dat ook meer bij vrouwen. De lijkbezorger maakt discreet De uitvaartplechtigheid gereed.
5.3
Geen plek is voor ’t ten grave dragen Van Amsterdammers meer een droom Dan Zorgvlieds grijze sarcofagen Bij ’t panta rhei der Amstelstroom. Hier zou Huug onder wilg en linden Dan ook zijn laatste rustplaats vinden. Hem vergezellen op die gang Bleek voor zeer velen van belang. Ma’s zusterhart moest wel gaan zwellen Van vreugde en familietrots Dat er zo’n menigte hot shots Haar broer ter aarde kwam bestellen. Ach, pas als iemand niet meer leeft, Wordt duidelijk wat men om hem geeft.
5.4
De predikant bekijkt de schare Van achter jampotglazen aan En denkt met spijt: “Och Heer, beware! Dat ik nu voor zo’n troep moet staan!” Hij had wel even moeten steigeren Maar hij had Ma niet willen weigeren En zij vond dat een stichtelijk woord Bij zo’n gelegenheid behoort. Dus spreekt hij gloedvol: “Lieve mensen, We staan verenigd om de baar Van wie hier graag gestaan had, maar Niet meer in staat is dat te wensen. Wij denken vaak: het kan niet op, Maar plotseling is ’t voor eeuwig stop.”
5.5
Wijd – om zijn zinnen te onderstrepen – Zwaaien zijn armen door de lucht. Hij wordt door ’t eigen woord gegrepen, Gedachten nemen hoger vlucht: “Pas door de dood voel je weer even De waarde van het menselijk leven. Een smalle grens, één dunne muur, Één schot scheidt jou van ’t stervensuur, Één schot dat nu Huugs lot bezegelt….” De spreker zwijgt vol dramatiek En kijkt naar zijn ontroerd publiek: ’t Is wel een stelletje ongeregeld! Ach, denkt hij bitter: al met al Slechts parels in de zwijnenstal.
5.6
Wel, parels zijn er hier te over In diep rouwzwart omfloerste glans, Wedijverend met de verdere tover Van goud en zilver, bloemenkrans. Figuurlijk mag je ook wel stellen Dat je de parels niet kunt tellen: Je rijgt al snel een heel collier Van die van radio en t.v. Een show van zonnebankbruin leven Om daarmee – wellicht onbewust – De dreiging van de eeuwige rust Een zeker tegenwicht te geven. Als stralend middelpunt geniet Huugs zuster ondanks haar verdriet.
5.7
Bij allen, hier bijeengekomen Rondom Huugs bloembeladen baar, Heeft tevens waardig plaats genomen Conrectrix mevrouw Hengelaar. Zij voelde achteraf wel wroeging Om hoe het met dat briefje toeging En sinds hij in de brugklas zat Heeft ze al een zwak voor Pim gehad. Naast haar in zijn kraag weggedoken - Hij zit zelf nimmer graag te kijk – Politieadjudant Van Dijk: Hij speurt in ’t rond ononderbroken, Hij stelt belang in elk persoon, Maar toch vooral in oosters schoon.
5.8
Hij kijkt naar al die boeventronies En al die junks van ’t Goois matras En glimlacht in zichzelf sardonisch: Dit komt hun allen slecht van pas. Moord leidt altijd tot eindeloos speuren En publicaties uit den treure Want juist de steen die ’t onderst zit, Wordt dan bij voorkeur uitgespit. Ze zullen ’t merken, die relaties Van Huug, die would-be advocaat, Wat ze allemaal te wachten staat, Een leuke bron van perssensaties! Ja, denkt hij, ’t lijkt mooi, maar het stinkt, Terwijl juist ’t Ave Verum klinkt.
5.9
Net als men de aula zal verlaten Om naar het open graf te gaan Krijgt hij haar eindelijk in de gaten: Hij ziet haar zwaar gesluierd staan. Zij volgt de plechtigheid gespannen. Hij geeft een seintje aan zijn mannen. De stoet moet eerst nog naar het graf Maar daarna kan men op haar af. Nu staat men allen om de groeve, De grafbeambte licht zijn pet, De dominee doet zijn gebed, Wat zal Van Dijk nog langer toeven….. Maar voordat hij een vinger roert, Wordt zij, vlak voor zijn neus, ontvoerd.
>inhoud
|
|
|