2013-11-19

DE VAL VAN CANDIA

6.
Zo regen jaren zich aaneen. Het voorjaar kwam.
Men voer weer uit. Men trok weer op – welkom bericht:
“de zege was aan ons!”
Hoe groot ook maar, ’t lot nam
geen keer. Moeite getroost, de heldendaad verricht:
steeds weer te laat, de kans gemist, weer niets beslist.
De hulp van buiten altijd half, vaak hinderlijk:
huurtroepen buitbelust en daardoor kinderlijk
eenvoudig afgeslacht. Hun leiders vaak solist
en onbekwaam. En altijd het om eigen roem te doen.

Zo wordt de oorlog oud. Je raakt er aan gewend.
De vijand wordt weerstaan; een uitval die mislukt.
Bombardement! Een mijn ontploft! De vijand rukt
weer op. De dood heerst overal. Ach ja, bekend.
De stad stilaan in puin. Geen gevel zonder gat.
De straten vol met kogels, scherven van granaten.
De stank! Maar ieder, afgestompt, draagt het gelaten.

De vijand ginder ligt nog altijd voor de stad.
En och, die scha en overlast, wat zal ’t ons deren?
Want onze oude muren houden het wel uit.

Vertrouwen dat zo nu en dan op kenners stuit,
die zeggen: ’t Kan zo niet! Je moet moderniseren!
Zie elders hoe meetkundige berekening
leidt tot een veel doeltreffender verdediging.
’t Komt er niet van. De oude Republiek toont haar
weloverwogenheid, neemt tijd en telt haar geld.
En neemt dus geen besluit; stelt uit. Onloochenbaar
dat zij zo zonneklaar haar eigen vonnis velt.
Want straks is het te laat.
 

 

>inhoud



  Website gebouwd door intronet