2013-12-30

DE OPLICHTER

14. WOESTIJN

Zijn vreugde is van korte duur.
De wereld op de morgen na
de zege onveranderd zuur.
Izebel zit nog steeds hem achterna.
En ’t volk! ’t Volk blijft het volk:
zo stuurloos, onbeholpen als
altijd. Op het hosanna volgt
het weg met hem. Een koningshals
in revolutietijd. Als riet
de koning zelf. Ik? Ik moet weg.
Hij vlucht. Uit het beloofd gebied.
Eenzaamheid in. Zijn vaste plek.

Een dagreis diep in de woestijn
om dood te gaan. Mislukt ’t projekt!
Het is te veel. Ach, net zo zijn
als wie er vóór je was: defekt.

En als je wakker wordt, een stem:
“Kom! Eet!” En kijk! Een koek en water!
Hij eet en drinkt. Maar ’t heeft voor hem
geen zin; legt weer zich neer. Toch staat er,
slechts kort daarna, opnieuw weer spijs
en drank. En weer die stem: “Verrijs
en eet, want anders is de weg te veel!”
En hij stond op, at, dronk en ging op reis,
gesterkt door wat hem was bedeeld,
in veertig dagen, veertig nachten
naar Horeb toe, Gods berg en vond
een hol daar om te overnachten.

 

>inhoud



  Website gebouwd door intronet