2005-05-01

NAAR DE GRENS VAN HET FILIOQUE

3.
Het Hervormd Theologisch Instituut van Kolozsvár is gehuisvest in een Habsburgs gebouw van minstens drie verdiepingen met een feestelijke toren op de hoek. Aan de voorkant kijkt het op de Orthodoxe kathedraal die dit gebouw wél overvleugelt. Op dit ogenblik lopen ongeveer tweehonderd toekomstige dominees (van zowel de Hervormde als de Hongaars Lutherse en de Unitarische Kerk) er college. Overigens ziet die toekomst er voor de studenten niet al te rooskleurig uit. De meeste Hervormde gemeenten zijn klein en arm en de plaatselijke zielenherders moeten dus wel naar andere bronnen van inkomsten uitkijken om überhaupt in leven te blijven. Sommigen zijn op dit gebied buitengewoon inventief. Buitenlandse toeristen moeten niet raar opkijken wanneer de man die hun auto herstelt de plaatselijke predikant blijkt te zijn. (Het Roemeense wegennet geeft alle aanleiding om dit soort ontmoetingen vanzelfsprekend te veronderstellen).
Het instituut ademt een eerbiedwaardig verleden en een degelijke reformatorische traditie. Op de corridors hangen fotoverzamelingen van jaargangen en docentencorpsen voorzien van grijze jaartallen en vrome wensen. Elke deur, ook die naar de toiletten, is van een bijbelspreuk voorzien.
De professoren zijn meestal ook in stemmig zwart gehuld. Dat geldt niet voor de studenten die een goede doorsnee zijn van de jeugd die buiten zich op het trottoir verdringt. (De hoofdstraten van Cluj zijn altijd druk en vol).
De banden tussen Nederland en de Hongaarse Calvinisten zijn al heel oud. Heel wat Hongaarse theologen zijn in Nederland opgeleid (de zogenaamde Peregrinatio Hungariae) en iedereen schijnt het verhaal te kennen dat De Ruyter Hongaarse predikanten van de galeien heeft bevrijd en dat dit hem in Debrecen een gedenkteken heeft opgeleverd. En de politiek van het zestiende- en zeventiende-eeuwse Transylvanië zou je kunnen omschrijven met het Liever Turx dan Paeps (lees: Habsburgs) van de Geuzen.
Met het instituut heeft Nederland sinds 1967 nauwe contacten omdat Hebe Kohlbrugge bij een bezoek dat jaar begreep dat Nederlandse studiebeurzen voor de Hongaarse Roemenen alleen toegestaan zouden worden als er ook Nederlandse studenten in Kolozsvár gingen studeren. Die merkten iets van de verstikkende, ja moorddadige sfeer waarin alle Roemenen en met name de Hongaarse Protestanten onder Ceausescu moesten leven: Naast antichristelijk was het bewind ook fel anti-Hongaars. Hierdoor stond de Hervormde kerk in Transylvanië van twee kanten onder druk, zoals één van hen schreef in Twee maal twee is vijf, het levensverhaal van Hebe Kohlbrugge. Als je de verhalen leest over onbetrouwbare kerkleiders, de angst om te spreken omdat verraad overal dreigde en vooral het gevoel door iedereen (Amerika, Europa, de Wereldraad van Kerken) vergeten te zijn - en je denkt aan jouw leven (en wat je ermee gedaan hebt) in een vrij en vredig Nederland, word je alleen maar heel stil. De Roemenen zijn nu weliswaar van de Securitate verlost, maar ze hebben nog tal van problemen, waarvan het zich losmaken van dit verleden niet het minste is. Wíj moeten oppassen bij hen over te komen als de beste stuurlui aan wal.
De mensen van het instituut spreken uitstekend Duits en vaak ook uitstekend Nederlands. De communicatie is daarom niet moeilijk. Daardoor wordt snel duidelijk dat de opvattingen in het docentencorps een breed spectrum vormen: van Barth en de Amsterdamse School tot steil biblicisme. Bij de studenten is dat laatste meestal de achtergrond van hun keuze voor het predikantschap. Niet zo verwonderlijk gezien het isolement van het land. Daarbij speelt ook een rol dat de kerk voor hen het enige Hongaarse instituut is dat ze nog hebben. De sociale rol van de geloofsgemeenschap is dus heel belangrijk, zo niet overheersend. Daarom is het vasthouden aan wat als oude tradities wordt gezien, niet onbegrijpelijk. Dat het Hongaarse volkslied ook in hun gezangenbundel staat net zo als het Wilhelmus bij ons, verbaast dus ook niet.
We waren op zaterdag aangekomen. De volgende dag lopen we door een nog stille stad naar de Hervormde kerk in de Farkas utcai (de Wolvenstraat, die officieel nu Strada Kogalniceanu heet). In de buurt van de kerk wordt het drukker en binnentredend blijkt het vijftiende-eeuwse gebouw al behoorlijk gevuld met niet alleen oudere, maar ook veel jonge kerkgangers. Van de preek begrijpen we uiteraard niets, maar het interieur is mooi genoeg om je niet te vervelen tijdens het sonore relaas van de dominee. En de psalmen kunnen we natuurlijk gewoon meezingen, al moeten we voor de betekenis van de woorden diep in ons geheugen tasten.


-
Ik word maar zuinig op mijn woorden
als ik al die verhalen lees.
Ik, die zo ver van al die oorden
van gruwel en verraad verbleef,
wat weet ik van geloof, verweer en
van moed, van creativiteit?
Bevrijd! Maar steeds weer moeten leren
je te gedragen als bevrijd.


-
Op zondag zijn ze zichzelf.
Zij lopen rechtop naar de kerk,
het eeuwentrouwe gewelf
van taal en wonderwerk.

Nog staande, kort en gesmoord
hun dank voor deze dag
en zij buigen zich onder het woord
dat zich om hen vouwt als een vlag

(een vaan voor een volk zonder land
dat zwerft door de blindheid van
onontroerbaar onverstand
en andermans toekomstplan)

en zij sterken zichzelf met een psalm.
Zo zingend adem te halen,
verweer tegen alsemwalm:
de Geneefse Internationale.

>inhoud



  Website gebouwd door intronet