2005-05-01

NAAR DE GRENS VAN HET FILIOQUE

5.
Mijn broer is naar hier gekomen zonder echt te weten wat hij moet doen. Hij heeft wel bepaalde voorstellen gedaan, maar ondanks zijn herhaald verzoek heeft hij daarop geen antwoord ontvangen. Ik ken hem goed genoeg om te weten hoezeer hem dat stoort. Niet voor zichzelf, maar voor de zaak.
Hij heeft uiteraard het nodige voorbereid. Hij wil een serie van minstens zes werkcolleges geven over het vertalen van poëzie uit het Oude Testament, waarbij hij de studenten ook de opdracht kan geven stukken tussentijds voor te bereiden. En hij heeft stof bij zich voor twee grote hoorcolleges. Het onderwerp van de laatste: Onze Lieve Vrouwe baart een zoon. Die titel zal ook bij diegenen die een vreemde zijn in het Protestantse Jeruzalem redelijk provocatief overkomen. Hij wil ook uitdagend zijn.
Vanwege het weekeinde is ook direct na onze aankomst niet alles te regelen. Als er eindelijk tot concrete afspraken gekomen kan worden, blijkt het onmogelijk van het poëziecollege te maken wat mijn broer ervan wil hebben. Van een geregelde serie en dus van grondige voorbereiding door de studenten kan geen sprake zijn. Met de hoorcolleges zal het beter gaan.
De ongelukkige gang van zaken heeft één voordeel: wij kunnen samen veel meer ondernemen dan we dachten en die kans nemen we ook waar.
De eerste dagen verkennen we Cluj. Bij ons vorige bezoek is er genoeg blijven liggen en er zijn ook dingen die we graag weer willen zien, bijvoorbeeld de musea. En het is al een genoegen om te wandelen. Het vriest weliswaar en soms staat er een ijzige wind, maar tussen sneeuw- en hagelbuien door kan de zon ook uit een staalblauwe hemel stralen. In de stad blijft de sneeuw niet lang liggen, maar de heuvels rondom blijven wit.
Op onze derde dag klimmen we naar de citadel, waarvan de ligging wordt verraden door een groot betonnen hotel uit de communistische tijd en een dito kruis ter herinnering aan de in de oorlog gevallen Roemenen. Van daar heb je een goed uitzicht over de stad en de heuvels rondom. Beneden stroomt de Kleine Somes of Szamos, merkwaardig genoeg overspannen door de hoogspanningsleiding die de stad van energie voorziet. De masten aan weerszijden geven het ondiepe, snelstromende water (varen is niet mogelijk) een bijzonder accent. Kon dat niet anders? ben je als buitenstaander geneigd te vragen, maar in een land waar ook de gasleidingen naar de particuliere adressen zichtbaar worden aangelegd, is dat een overbodige vraag. Gelukkig worden de contouren van de stad door andere zaken bepaald. Vrijwel alle kerken zijn van torens voorzien en dat geldt ook voor overheidsgebouwen uit vroeger tijd. De mensenpakhuizen die door de kameraden van Ceausescu zijn opgericht, liggen gelukkig wat verder van ons af. Veel kleur heeft dit panorama nog niet. Zilver of gedekte kleuren van de daken, zwart van de bomen en de parken en wit van gebouwen en sneeuwvelden. Het is de eerste week van maart, maar het is nog volop winter.
Onder ons loopt een trammetje als op een modelspoorbaan.
Vanaf de citadel, waar behalve een poort en wat losse muren weinig van over is, wandelen we verder. De hellingen onder ons zijn bebouwd en ook hier hoog vind je huizen, al is de stad nog niet over het plateau uitgestroomd. Van huis tot huis worden wij begroet door honden die hun waaksheid willen bewijzen aan baasjes die onzichtbaar blijven. Verkeer is er niet veel, maar heeft de sneeuw wel plat en glad gereden zodat we moeten uitkijken bij het lopen.
Na een tijdje vinden we een weg naar beneden. De mensen die hier wonen, hebben het duidelijk letterlijk en figuurlijk wat ruimer dan hun stadgenoten. Weidse tuinen en bomen die beloven lommerrijk te worden, zullen straks in de zomer aangename uren bieden aan hun bezitters.
We dalen af naar de hoofdweg die ons zal brengen bij het Openluchtmuseum van Cluj. Daar zijn op een uitgestrekt terrein hoeven, molens, kerken en andere gebouwen uit vroeger tijd bijeengebracht. Van ons vorige bezoek weten we al met hoeveel zorgvuldigheid (althans in onze ogen) dat is gebeurd.
Het besneeuwde landschap maakt er een dubbel sprookje van.
Gelukkig blijkt het open. We krijgen gezelschap van een zwijgende vrouw die alle deuren voor ons openmaakt en – kort daarna – van een bewakingsman, die alleen maar hoeft te bewaken, maar zo aardig is de Roemeense opschriften die keurig op ieder gebouw zijn aangebracht, te vertalen. Hij heeft een tijd in de Verenigde staten gewoond en is teruggekeerd om zijn behoeftige ouders te verzorgen. Hij heeft een hartgrondige hekel aan zijn land en de bewoners ervan. Niets deugt hier en – was het niet voor zijn vader en zijn moeder – hij zou allang weg zijn. Ze kunnen niks en ze doen niks om er verandering in te brengen. Neem nou dit museum: het zou toch eenvoudig zijn om een Engelstalig gidsje te maken voor de buitenlanders. Dan zouden er meer mensen komen. Hij heeft het al zo vaak gezegd, maar ja, hij is alleen maar ingehuurd voor de bewaking en dus is zijn oordeel niet van belang. Zijn gekanker doet toch iets af aan de sfeer die ons omringt: het zonlicht op de sneeuw, de oude bomen, de vredige boerderijen. Gelukkig laat hij ons na een tijdje – de vrouw is al weg, want haar taak zat er op – alleen.


-
Het weer is nog een aarzelend gedicht.
Een sneeuwvlok dwarrelt eenzaam neer,
dan gure wind, dan een vlaag lentelicht,
beweging om het nulpunt heen en weer:
een leven van of vriezen of van dooien.

Geen sneeuw dan rest meer in de stad,
maar boven op de heuvels glooien
de velden wit en steken zwart
de bomen af. Wij lopen door
de vrede van een kerstkaart heen,
een ongeziene vogel in het oor:
de hele wereld openluchtmuseum.


>inhoud

  Website gebouwd door intronet