2005-05-01

NAAR DE GRENS VAN HET FILIOQUE

8.
De spoorlijn van Boedapest naar Boekarest zet een schuine bibberstreep door de kaart van Roemenië. Met onze reizen naar Sighisoara en Brasov volgen we een deel van die streep. En de kringetjes die hij maakt als tussen Cluj en Turda de heuvelrug moet worden overwonnen. Traag en onverzettelijk klimt de trein naar boven. Tunnels nemen even het uitzicht weg, dan golven weer breed de kale kammen, waarachter verre dorpjes opdoemen en verdwijnen. Op de helling tegenover ons ontdekken we spoorlijnen die even later blijken het vervolg van ons tracé te zijn. En vervolgens het stuk achter ons. Soms volgen we een eenzame weg die naar een dal leidt met een paar boerderijen. We passeren karren met paarden ervoor, die zwart afsteken tegen de besneeuwde hellingen.
Even later herneemt de trein zijn vaart. We beginnen aan de afdaling naar de Maros. We stoppen op stations waar waardigheidsbekleders onze trein met de gepaste egards ontvangen en uitwuiven. Passagiers stappen in en uit. Na elke stop komen jongetjes langs om met een zigeunertraan in hun stem om geld te vragen. Gelukkig hebben we een boel stukjes blik op zak.
We volgen de rivier die als een danspartner de spoorlijn nadert om er zich weer van af te draaien en zich zo van haar fotogenieke kant laat zien. Hoge oevers met wilgen en andere bomen en daarachter verre heuvels. En erboven een staalblauwe lucht want het vriest hard, de laatste stuiptrekking van een al afgedankte winter.
Cluj zijn we al verlaten langs rijen leegstaande fabriekscomplexen. Ook elders komen we die tegen. Ik moet weer denken aan twee jaar geleden toen ik dit land voor de eerste keer binnenreed na de grensovergang van Bors. Vóór Oradea strekte zich een kilometerslang industrieel terrein uit van verlaten gebouwen en verroeste installaties. Misschien omdat dat de eerste indruk was, heb ik nu het gevoel dat wat ik nu zie het daarbij niet haalt, hoe ellendig het er ook steeds weer uitziet. Misschien went het wel. Alleen Copsa Mica went niet. Hier werd koolroet geproduceerd. Hoewel de productie al meer dan tien jaar geleden is gestopt, ligt het hele dal er nog steeds geblakerd bij met het oude fabrieksgebouw als een zwart hoofdaltaar. Roemenië en met name Transylvanië moest en zou geïndustrialiseerd worden, vond de grote leider. Overal zijn de wonden nog zichtbaar. Zoveel vernietigd kapitaal, zoveel vermorste menselijke energie.
Maar er zijn ook de rijen oude boerderijtjes in alle mogelijke tinten. En heuvels vol spannende winterse bomen. En dan weer een stad met zicht op een oude kerk of een paleis. En natuurlijk overal nieuwe Orthodoxe kerken of kloosters. Als je op de bouwwoede van de Roemeense clerus zou afgaan, moet er zich wel een spectaculaire opleving van het geloof in dit land voordoen Maar andere tekenen daarvan ontbreken, wat doet vermoeden dat er wellicht ook andere redenen in het spel zijn.

Tussen Medias en Sighisoara krijgen we in onze coupé gezelschap van een jongeman die eerst voorbij is geschoven op zijn wagentje, bezig aan zijn bedeltocht door de trein. Nu voegt hij zich bij ons in de verder lege coupé na eerst aan ons gevraagd te hebben of wij geen bezwaar hadden. Hij telt eerst zijn geld en gaat dan zijn beenstompen verzorgen. Hij is door de trein overreden. Of hij toen al bedelde, wordt niet duidelijk. Wel vertelt hij breeduit, zichtbaar trots, in alle talen die hij kent, maar niet altijd verstaanbaar, over zijn vrouw en zijn kind en over de plaatsen die wij passeren. Wij van onze kant zijn nogal zwijgzaam. Hij confronteert ons met zijn ellende en ons onvermogen.
ik ben blij wanneer ik de eerste huizen van Sighisoara, waar we zullen uitstappen, zie voorbijschuiven. Bij het verlaten van het compartiment steek ik hem nog een paar aalmoezen toe. Testimonium paupertatis!

Op het station worden we opgewacht door een horde bedeljongetjes, die - de een nog treuriger dan de ander - om geld vragen tegen de honger. In Cluj hebben we dat niet meegemaakt. Daar waren wel incidentele bedelaars en ruitenpoetsers en zebrajongleurs, maar toch niet zo’n leger. Ook later in de stad komen we het weer tegen: kinderen die hun spel onderbreken om ons om geld te vragen. Of is dat ook een spel? Die indruk krijgen we daar wel, ook omdat ze minder vasthoudend zijn dan de jongetjes op het station.

Sighisoara, maar eigenlijk is het natuurlijk Schässburg, torent aan de overkant van de rivier bovenop een heuvel. Omdat de omringende dalen te smal waren, moesten de socialistische flats en industrieën een dal verderop gebouwd worden en zo is de illusie van een middeleeuwse stad bewaard gebleven. Wel is natuurlijk vlak voor de brug naar de stad een joekel van een Orthodoxe kerk verrezen, maar die kan je mooi buiten beeld houden.
Het historisch erfgoed van deze Duitse stad is goed onderhouden en duidelijk gericht op de grote toeristenstroom die het verdient. Op deze maartdag wil het nog niet vlotten, al zijn wij niet de enige bezoekers. Dankzij de ligging en de bestaand gebleven ommuring is het een geheel gebleven, dat juist ook als geheel mooi oogt. Maar er zijn natuurlijk ook bijzondere objecten zoals de Kloktoren, het al genoemde geboortehuis van Vlad Tepes en de overdekte houten trap naar de kloosterkerk en de school in de burcht. Daar bevindt zich ook het kerkhof met het mooiste uitzicht van heel Roemenië. Nergens word je levendiger herinnert aan het Duitse verleden van de stad: alle graven hebben Duitse opschriften.

Brasov dat we in het weekeinde daarna bezoeken, is veel groter, drukker en veelzijdiger dan Sighisoara. Hier is de oude stad juist in een dal gelegen, wat bijzondere verdedigingswerken noodzakelijk maakte. Die zijn er ook bijna allemaal nog. Veel is of wordt op dit ogenblik gerestaureerd, waarbij de desbetreffende bestuurder die het initiatief ertoe nam, zijn naam in grote letters laat vermelden.
Midden op het Raadhuisplein staat het stadhuis, waarvan de trotse toren, zinnebeeld van de stedelijke autonomie, al van verre zichtbaar is. Even verder ligt de Zwarte Kerk, de oostelijkste Gothische kathedraal van Europa en van binnen vol overblijfselen van de zelfbewuste gilden. Nee, dit waren geen sjlemielen! Niet verbazend dan ook dat hier in 1542 de Hervorming de overhand kreeg. De naam van de hervormer Johannes Honterus, die hier ook de belangrijkste drukpers en de eerste openbare bibliotheek van Transylvanië stichtte, leeft voort in de middelbare school naast de kerk. Uiteraard ook één van zijn scheppingen.
“Hier begint en eindigt Europa” zoals een schrijver uit Brasov ooit vaststelde. Dat blijkt tot mijn verrassing ook uit het toeristische boekje met foto’s en een stukje tekst over de stad dat hier te koop is. “Het ware Brasov…. gaat mijn begrip nog steeds te boven” . Zo begint Marius Optea zijn eerste hoofdstuk, getiteld Brasov. In het Westen. De Zwarte Kerk, de torens en legenden van de stad staan ver af van de mensen die er dagelijks op straat lopen. Jezelf Europees noemen is niet genoeg om Europees te zijn. Daar is meer voor nodig. “Men moet het verleden aan een gewetensonderzoek onderwerpen. Laten we niet vergeten dat de Zevenburgse Saksen in de stad en masse in de herfst van 1944 en het voorjaar van 1945 werden gedeporteerd zonder één gebaar van verzet van de resterende bevolking (wat de onherstelbare breuk veroorzaakte tussen de Duitse gemeenschap en de plaatsen waar ze voor meer dan acht eeuwen aan het maken van de geschiedenis hadden bijgedragen). Families zoals de mijne, die de stad hooguit als toerist hadden gekend, werden in hun plaats hier naar toe gebracht tijdens de jaren van de geforceerde industrialisatie.” In het vervolg herinnert hij aan het feit dat de stad meer dan tien jaar naar Stalin was vernoemd. Maar ook aan de arbeidersopstand van 1987, de zelfverbranding uit protest tegen de volkerenmoord door de regering van de schilder Liviu Babes in maart 1989 en aan de 73 slachtoffers in december van dat jaar. Als je daarna op de flap leest dat de auteur naam heeft gemaakt als geschiedschrijver van de Securitate (onder andere De Banaliteit van het Kwaad. Een Geschiedenis van de Securitate in documenten 1949 – 1989) verbaas je je daar niet meer over.

Dit is dus de grens van het Filioque. Die gedeporteerde Saksen, waarvan er heel wat met Hitler hadden geheuld, horen nog aan onze kant, want Hitler is toch de uiterste consequentie van de West-Europese beschaving.
Het Filioque was één van de splijtzwammen bij het grote Schisma van 1054 tussen de Roomse en de Orthodoxe wereld. Het Concilie van Toledo (589) had dat woord ingevoegd in de Geloofsbelijdenis van Nicaea (325): Credo in Spiritum Sanctum qui ex patre filioque procedit: ik geloof in de Heilige Geest die van de vader en de zoon uitgaat. De kerk in Rome nam de invoeging vele eeuwen later over onder druk van de Frankische kerk. Het oosten, dat zich toch al slecht kon neerleggen bij de aanmatiging van de paus als rechtstreekse opvolger van Petrus hoofd van de kerk te zijn, protesteerde tegen deze eigenmachtige verandering. Maar ze zagen in Vader, Zoon en Geest ook duidelijk afzonderlijke personen met eigen taken. Voor het westen zijn Vader en Zoon van elkaar niet te onderscheiden ten opzichte van de Geest. Is dat nou theologische haarkloverij die voor ons geen betekenis meer heeft of is het een Lorenzeffect dat tot wezenlijke verschillen heeft geleid?
Ik vroeg het mijn broer. Diens antwoord kwam zonder aarzelen: “Voor het westen gaat het om het aardse van het evangelie en niet om het hemelse van de liturgie. Typisch westers is: wij kennen de Vader slechts door de Zoon.” Het is ook niet verbazend dat in dezelfde tijd het westen zich keerde tegen de beeldenverering in het oosten: de oorspronkelijke iconen komen toch ook uit de hemel vallen? Als je ziet hoe de gelovigen in het oosten die iconen tegemoet treden, merk je een wereld van verschil. Het gaat in het oosten om de overdonderende genade. In het westen liepen ze elke zondag onder het Godsoordeel door de kerk binnen. Dat betekende toch dat je elke keer ter verantwoording werd geroepen.
Wetenschap en democratie zijn niet ontstaan aan de andere kant van de grens. En nu zijn ze daar binnengedrongen onder het zegevierende vaandel van de belofte van materiële welvaart.


-
De drommen tomben van gebouwen
met holle ogen starend naar
een lang vervlogen ochtendgrauwen,
betonskeletten waren waar
Zijn laatste ijzeren wil gebleven,
gesmoord is in zijn eigen schroot.
‘Hier rust de Hoop’ staat er geschreven
in kapitalen, roestig rood.

Een dal waar dorre knekels wachten
op pezen, vlees, op huid en geest,
maar stilte heerst en waar de nachtrust
nog nooit verkwikkend is geweest.


-
Verbazend opgewekt die jongeman!
Hij nestelt zich bij ons in de coupé
en telt de niet erg hoge opbrengst van
zijn ronde door de trein. Steeds dit tracé.
Steeds weer jezelf met wagentje en al
omhoog te hijsen of te laten zakken.
Hij legt behulpzaam uit: een ongeval,
de trein had hem, voor hij het wist, te pakken.
Nu pakt hij elke dag de trein: geen andere baan
om voor zijn vrouw en kind de kost te winnen.
Roemenië: geen been om op te staan.
De nieuwe tijd rolt denderend binnen.

>inhoud



  Website gebouwd door intronet