2005-05-01

NAAR DE GRENS VAN HET FILIOQUE

9.
Onder de docenten van de hogeschool in Cluj was er één die bij vorige bezoeken van mijn broer de indruk had gewekt hem uit de weg te gaan. Nu echter was een ontmoeting onvermijdelijk. Hij bleek een heer in alle opzichten: in stemmig zwart, goed gesneden pak, voorkomend en welwillend in zijn gedrag. ‘Correct’: met dat woord is alles gezegd, want hij bleef op afstand en meed bewust elke confrontatie over theologische zaken, hoewel verder uit alles duidelijk werd dat hij andere opvattingen had. Hij nodigde ons uit voor een bezoek aan het dorp waar zijn vrouw predikant was en waar zij samen met de dorpsbewoners een weeshuis met bijbehorende school hadden gesticht.
Het dorp lag in een dal hoog in de heuvels - eigenlijk mag je haast wel van bergen spreken - van Kalotaség. Deze streek wordt vanaf hun inval door Hongaren bewoond en geldt als een soort ‘oerHongarije’. Bártok en Kodály verzamelden hier de volksmuziek. Tot voor kort was hij honderd procent Hongaars en bijna geheel Hervormd.

Omdat hij zelf geen auto kon rijden, had hij een student bereid gevonden als chauffeur op te treden. Beiden spraken uitstekend Duits, dus de communicatie gaf geen problemen.
Onderweg kwam de positie van de Hongaren in Roemenië ter sprake. Hoe was het onder Ceausescu geweest en was het nu beter? Het antwoord was treurig stemmend. Aan de neergang van de Hongaren was ook na 1989 geen einde gekomen. Ze bleven een gewantrouwde bevolkingsgroep. Het proces van Roemenisering ging door onder meer door de stichting van Orthodoxe kloosters in vroeger uitsluitend Hongaarse gebieden. Veel Hongaren, vooral jongeren, emigreerden en lang bestaande voorzieningen waren afgebroken of werden niet meer gecontinueerd. De professor vertelde van de reünie van zijn middelbare school. Van zijn jaargang van twintig jaar geleden woonden nog 36 van de 126 leerlingen in Transylvanië. De voorbeelden volgden elkaar op. Beiden zagen de toekomst wat dit betreft uiterst somber in. Van de eigen partij, die nu bij de regeringscoalitie hoorde, verwachtten ze niets en ook de eisen van de Europese Unie zouden weinig verbetering brengen. Ondertussen reden we door het glooiende, nog met sneeuw bedekte landschap waaraan de zon van de late middag en de aanwezige wolkensluiers een bijzondere charme verleenden. Het was duidelijk dat zowel de professor als zijn student (hij sprak zijn docent ook voortdurend met ‘professor’ aan) zich buitengewoon met deze streek verbonden voelden.
Voor het dorp moesten we van de grote weg af. Het asfalt hield op, maar over de platgereden sneeuw viel redelijk te navigeren. Eerst ging het heuvelopwaarts. Om ons heen de velden, waarvan de opbrengst maar schaars was. Je houdt je hart vast voor het lot van deze boeren zodra ze onder het Europese landbouwbeleid vallen. Ergens in een bocht wees de professor de plaats aan, waar - nog geen week geleden - auto’s wegens de hevige sneeuwval waren gestrand. We passeerden de spoorlijn met de halte waar de trein naar en van Cluj stopte. Van daar was het nog zo’n twee kilometer naar het dorp dat helemaal onder in de kom van het dal lag. Gewoonlijk legde de professor die afstand lopend af.
De huizen van het dorp zagen er goed verzorgd uit en de dorpsweg was geasfalteerd. Het gebouwencomplex van het weeshuis sloeg echter alles.
Onder Ceausescu had het dorp op de nominatie gestaan vervangen te worden door de flats die het Genie van de Karpaten als vervulling van het socialistische ideaal beschouwde. Dus was er lange tijd geen geld geweest voor zelfs maar de eenvoudigste reparaties. De toestand in 1989 was dan ook bedroevend en de verarmde bevolking was eigenlijk te klein om een predikant te onderhouden. Alleen in combinatie met zijn academische inkomen was de benoeming van zijn vrouw mogelijk. En die benoeming ging ook nog met grote tegenwerking gepaard van de kerkelijke autoriteiten.
Samen met de dorpsbewoners hadden zij de handen ineengeslagen. De kerk werd gerestaureerd, de dorpsweg kreeg zijn asfaltlaag en met de bouw van het weeshuis werd begonnen. Dat mes sneed aan twee kanten: Ceausescu’s treurige bevolkingspolitiek had ook deze streek met een groot aantal weeskinderen opgescheept die dringend verzorging nodig hadden. En het weeshuis verschafte de dorpsbewoners werkgelegenheid. Niet alleen in het huis zelf maar ook als leverancier van voedsel.
Geld voor dat alles hadden ze natuurlijk niet, maar gelukkig sprong het buitenland, waaronder niet in de laatste plaats rechtzinnig Protestantse gemeenten uit Nederland, bij. Je mag aannemen dat de professor zijn internationale contacten goed te gelde had gemaakt.
De resultaten mochten er zijn. Een weeshuis dat ruimte bood aan zo’n 140 kinderen op een manier die in Nederland niet zou misstaan en een school waar ook leerlingen vanuit naburige dorpen naartoe kwamen.
En dus alle waardering voor al die Vrijgemaakte, Christelijk-gereformeerde en noem maar op Gemeenten die dit hebben mogelijk gemaakt.
Is dat nou geloof? Ik ben niet orthodox, maar orthoprax: Ja, dat is geloof.


-
Om in je eigen land
een bijwoner te worden:
tot in je ingewand
een splinternieuwe orde,
je krimpende domein
verzaakt, bewaakt, belaagd.

Bewust tot in je zaad
verwelkbaar te zijn
op weg.




-
Men oordeelt steeds weer naar je bent
en hangt je daaraan op:
men wil geen levend mens,
men wil een ledepop,
terwijl het enige wat er toe doet,
is wat je uitvreet, wat je doet.

>inhoud



  Website gebouwd door intronet