2005-05-01

NAAR DE GRENS VAN HET FILIOQUE

10.
Onze laatste week in Cluj is het lente. Van de ene dag op de andere verandert de atmosfeer. We lopen door de Botanische tuin en hoewel we nog niet overal goed kunnen wandelen vanwege de sneeuwresten en de planten nog lang niet aan het uitlopen zijn, zijn de lucht en de mensen vervuld van het voorjaar. Ook verder in de stad tintelt het. Niet dat al die studentenmassa’s daarvoor nu zo somber waren geweest. Maar nu is alles aanstekelijk anders. Zorgelijke mensen lijken verdwenen. (Wat natuurlijk niet zo is. Net zoals overal in de stad de bordjes Casa de Amanet nog hangen: pandjeshuis. Ik heb het woord speciaal in mijn Roemeense woordenboek opgezocht omdat ik het zó vaak had gezien dat het me was gaan intrigeren).
Door die lente vergeten we ook de grote gehoorzaal in het gebouw van de Unitarische kerk nog te bekijken. We blijven te lang zitten op het terrasje van het café dat in deze dagen zo’n beetje onze stamkroeg is geworden.
We hadden al eerder een poging gedaan om die zaal te bezoeken, maar die was toen in gebruik geweest. Men had ons verteld dat het iets heel bijzonders was. De Unitarische kerk is dat in elk geval. Ook deze geloofsgemeenschap heeft geprofiteerd van de godsdienstvrijheid sinds 1568. Vanuit Protestantse hoek is dat opmerkelijk, want elders hebben de Hervormden weinig compassie met deze richting getoond: Michaël Servet is in het Calvinistische Genève als ketter verbrand en de Nederlandse tolerantie strekte zich niet uit tot deze groep die in de bijbel geen grond kon vinden voor het geloof in de drieëenheid en in Jezus daarom alleen een mens zag.
De eerste Zevenburgse leider ervan, Ferenc Dávid (1510-1579) maakte een boeiende ontwikkeling door. Als student in Wittenberg werd hij van Rooms-katholiek Luthers. Terug in Transylvanië bekeerde hij zich tot het Calvinisme om op het laatst van zijn leven Unitariër te worden: De drieëenheid was een valse leer en daarom had bidden tot Christus geen zin.
Men kan het Unitarisme beschouwen als de vroegste vertegenwoordiger van de Protestantse vrijzinnigheid die (ongewild of niet) God weer tot een algemeen en dus onbijbels instituut maakt. Want het gaat in de bijbel niet om het bestaan van een God in het algemeen, maar om de daden van een God in het bijzonder: degene die zijn volk uit de slavernij bevrijdt en in Jezus mens wordt tot de uiterste consequentie. Een God die zichtbaar wordt in wat hij in mensen bewerkt. Hoe komen mensen tot daden die perspectieven openen? Wat voor hoop kun je koesteren op een rechtvaardiger wereld? Een God die wil dat mensen gaan meedoen. Het gaat niet om zijn, het gaat om doen.
Wat zeggen de Unitariërs van vandaag daarover? Bij een gebrek aan een ontmoeting, moeten we het antwoord schuldig blijven.



-
De lente is een oogwenk jong
vol groen geluk, hervonden trouw,
de gister ongedachte sprong,
het onbestaanbare van kou.
Een optocht ogen en gebaren
trekt aan ons kroegterras voorbij
als was dit niet van alle jaren
maar een eenmalig jaargetij.


-
De wereld is
zonder geschiedenis
een kerker van de en het:
de man, de vrouw, de wet.
De schepping, de mens is af.
Maar wie weet hoe het ooit begon,
staat elke dag op uit zijn graf
voor de weg naar de horizon,
vindt een pad, vindt een man, vindt een vrouw,
vindt een morgen, een waarheid, een jou
en maakt omdat deze het is
al doende geschiedenis.

>inhoud

  Website gebouwd door intronet